Bewerking van een verhaal van Pieter Gaudesaboos
Diep in het bos, over distels en mos kroop een kleine kever.
Alles dat kleiner was dan zichzelf verdween in één hap in zijn mond, een zaadje, een pit, een fijn sprietje gras, een wolkje zand….
Maar hoe groter hij werd, zo groot werd ook de lege plek in zijn maag.
Hij dronk slootjes leeg, rivieren en toen zeeën.
Hij at en at tot hij zo groot was als een…
Hij vloog rond, zag een lekkere appelboom en at die in één hap op.
Maar dat bleek niet zo een slim plan, want in die boom had Stiene een boomhut.
De mensen uit het dorp waren zo boos dat ze de reuzenkever vingen en vastsnoerden met de dikste touwen die ze hadden.
Nu  moesten ze Stiene nog redden, maar wilde Stiene wel gered worden uit de buik van de kever ?
Het was daar zo mooi rivieren, zeeën, bergen, boomgaarden en ....... ?
Deze theatervertelling wordt gespeeld met een pop van ongeveer 40 centimeter in een decor vol met heerlijkheden.

 

Naar boven